Nieuws
De Vondst van de Week (47): kleipijpen

Een van de meest bekende bodemvondsten is de kleipijp. Menige archeoloog is zijn carrière gestart door als kind pijpenkopen te verzamelen. Overal waar in de laatste vier eeuwen mensen hebben gewoond en gewerkt, zijn ze te vinden. Door hun vorm, bestaande uit een ketel en een lange steel, braken ze snel, zodat de gemiddelde pijproker in zijn leven heel wat pijpjes zal hebben versleten.

Omstreeks het jaar 1600 vestigden zich de eerste pijpenmakers in ons land Ze waren afkomstig uit Engeland en verspreidden zich in de 17e eeuw over heel Nederland. Aanvankelijk was Amsterdam het grootste centrum van de pijpenmakerij, maar dit werd aan het eind van die eeuw overvleugeld door Gouda. Daar waren in de eerste helft van de 18e eeuw meer dan driehonderd bedrijven actief.

Al vanaf de eerste generatie pijpenmakers bestond de behoefte om de eigen producten van die van anderen te onderscheiden door het aanbrengen van een merk. Dat gebeurde eerst op de hiel, het uitstekende stukje onder de kop of ketel. Later werden de merken ook aangebracht op de ketel. In Gouda werd een register van merken bijgehouden, waardoor het nu vaak mogelijk is om aan de hand van het merk de maker van een pijp te achterhalen.

De meeste kleipijpen die in Voorburg en Leidschendam worden gevonden, zijn in Gouda gemaakt. Daarnaast zijn op verschillende plaatsen pijpen uit Gorinchem, Leiden, Schoonhoven en Dordrecht gevonden. Aan de hand van het merk kon in veel gevallen de maker worden bepaald. Het afgebeelde hielmerk van een man op een bruggetjes bijvoorbeeld verwijst naar de Goudse pijpenmaker Joris Gysbertsz. van Straale en de bekroonde initialen FHM op de ketel staan voor de Goudse pijpenmaker Frans J. Heeneman. Zo compleet als de pijpen in het afgebeelde pijpenrek heeft de archeologische werkgroep ze echter nooit gevonden. (Tekst en foto’s: Wim van Horssen)

 

 

 

 

 

 

 

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter