Nieuws
Peter van der Ploeg leest: Het J.J. Voskuil Genootschap

Als je zoals ik graag leest, zou het heel plezierig kunnen zijn om lid te worden van een schrijversgenootschap. Dacht ik ooit, in een ver verleden. Om, samen met gelijkgestemden, diep in het oeuvre van een van mijn favoriete schrijvers te duiken. Er zijn in het Nederlandse taalgebied tientallen van dergelijke clubjes. Ze noemen zich niet altijd een ´genootschap’, ofschoon die term wel populair is. Je hebt bijvoorbeeld het Multatuli Genootschap, het Louis Couperus Genootschap en het Genootschap Belle van Zuylen. Maar Vestdijk heeft een Kring, de Vestdijkkring. En er is het Boudewijn Büch Gezelschap. De Marcel Proust Vereniging. De Arthur van Schendel Stichting. En de Vasalis-werkgroep-Roden. Jarenlang heb ik de activiteiten van die aanbidders van Couperus en Vestdijk gevolgd, zonder me daadwerkelijk als lid aan te melden. Het leek me uiteindelijk toch te beperkt om je eindeloos met steeds dezelfde schrijver bezig te houden.

Want wat doet zo’n literair genootschap? Bovenaan de missie, zoals verwoordt op de meeste websites, staat het promoten van het werk en het gedachtegoed van de schrijver. De activiteiten die daarvoor worden ingezet zijn divers, dat kan variëren van het organiseren van lezingen tot het (mede)subsidiëren van de uitgave van werk van de betreffende schrijver, als dat te marginaal is om op een puur commerciële basis te worden uitgegeven. Hoe breed dat aanbod van activiteiten kan zijn, toont de website van de Britse Jane Austen Society: heel veel ‘Tea’, muziek en dansworkshops, maar ook volop lezingen door vooraanstaande wetenschappers. En dat alles vanuit een handvol vestigingen verspreid over het land. Maar dan heb je ook te maken met een al eeuwen veelgelezen schrijfster, wiens sterrenstatus de afgelopen decennia nog eens werd versterkt door projecten als de BBC-verfilming van ‘Pride and Prejudice’ met Colin Firth en Jennifer Ehle. Sindsdien lijkt ’the sky the limit’.

Schrijversgenootschappen in het Nederlandse taalgebied kunnen van zo’n succes alleen maar dromen. Met beide voeten stevig op de grond blijven staan en met beperkte middelen proberen je publiek te bereiken, dat is het. En precies dat wordt prachtig verwoordt in een van de sprankelendste romans van dit najaar: Het Genootschap. Auteur Wim Huijser beschrijft daarin het oprichten van een schrijversgenootschap, gewijd aan de in 2008 overleden J.J. Voskuil. De auteur van de inmiddels legendarische reeks Het Bureau, alsmede een handvol romans.

Sprankelen doet het boek dankzij een geniale vondst van Huijser: de oprichters van het genootschap hebben bedacht dat zij een beroemd personage als erelid willen benoemen: Maarten Koning, de hoofdpersoon van Het Bureau. Een fictief personage neerzetten als een mens van vlees en bloed, in een op de realiteit gebaseerde roman: je moet maar durven. Maar Huijser stoort zich niet aan wat wel of niet kan, en gaat ermee om als een behendig jongleur. Hij deed dat trouwens de afgelopen twee jaar eerder in de wandelboeken, ‘Aan de wandel’ en ‘Op Pieterpad’, waarin hij Maarten – en vanzelfsprekend ook diens echtgenote Nicolien – door Nederland liet wandelen.

Maarten is verrast wanneer hij een brief ontvangt van het J.J. Voskuil Genootschap met de mededeling dat ze hem, als alter ego van Han Voskuil, hebben benoemd tot erelid. Maar de brief maakt hem ook nieuwsgierig, en misschien zelfs een beetje trots. Dat hij nog niet vergeten is. Sinds het overlijden van zijn schepper, en na de publicatie van diens postuum verschenen werken, is het immers wat rustig geworden rondom zijn persoon. Dus maakt hij een afspraak met het bestuur van het genootschap om kennis te maken. Nicolien ziet het monkelend aan, bang voor de verstoring van hun rust.

In ruim 120 korte hoofdstukjes van maximaal twee bladzijden, eigenlijk een soort scènes, vertelt Huijser het verhaal. Hoe Maarten zich laat strikken voor het erelidmaatschap en toezegt af en toe een lezing te verzorgen. Hoe hij meewerkt aan een gids van ‘Voskuilplekken’. Hoe de bestuursleden, niet al te bedreven op dit gebied, het genootschap op poten proberen te zetten. Hoe Maarten af en toe moet slikken wanneer een van de jongere bestuursleden – medewerkster in een grote boekhandel – onverwachte invalshoeken bedenkt om Voskuils werk aan de jongere generatie te slijten – bijvoorbeeld de nog nooit benoemde lgbtq+ aspecten van Voskuils vroege roman ‘Bij nader inzien’. En daar in een culturele talkshow aandacht voor weet te krijgen, zodat het een trending topic wordt. Door de gekozen opzet van ultrakorte hoofstukjes voelt het geheel aan als een vrolijke, bij vlagen hilarische confettiregen.

De grootste verrassing is voor mij de speelse manier waarop Huijser omgaat met Maarten en Nicolien in hun rol van fictieve personages in een niet-fictieve, echte wereld. Met de niet te vermijden spiegelingen en schuivende perspectieven die daaruit volgen. Dat levert prachtige scènes op, zoals die waarin Maarten en Nicolien, op de dag van verschijnen van deel 2 van de dagboeken van Voskuil, het afgelopen voorjaar, moed verzamelen om het te gaan lezen. En de lichte weemoed, of beter bevreemding, die hen bevangt wanneer zij het gelezen hebben. Vooral de dagboeknotitie die Han Voskuil neerscheef op 21 januari 1957, met betrekking tot een nieuwe roman, raakt hen. Daarin zegt Han tegen Lousje (Nicolien) dat dat boek heel ‘mieters’ gaat worden, ook voor hemzelf, omdat hij heeft besloten er een rol in te spelen: ‘Zelf ben ik Maarten…’, zegt hij. De ‘echte’ Maarten kan slechts concluderen: ‘Dit is het dus. Hier brengt Voskuil mij ter wereld.’

Begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag is de locatie waar de roman eindigt. Bij het graf van Johannes Jacobus Voskuil wachten Maarten en Nicolien daar op de ‘genoten’ van het J.J. Voskuil Genootschap. Dat zijn er op deze eerste Genootschapsdag veel. Maarten zal ze na het bezoek aan het graf rondleiden langs Voskuilplekken in de buurt: ‘Een tijdje bleven ze naast elkaar staan. De band met hun schepper voelde als altijd onwezenlijk. Voor hetzelfde geld had Voskuil voor zijn alter ego’s twee andere namen gekozen. Johan en Liesje bijvoorbeeld, of Maartje en Nico-Han. In dat geval zouden hier twee andere personages hebben gestaan. Weliswaar met eenzelfde karakter, maar met een heel ander voorkomen. […] “Wat zullen die mensen nou voor verwachtingen hebben van ons”, vroeg Nicolien zachtjes. “Elk van hen heeft jaren geleden al een voorstelling van ons gemaakt”, antwoordde hij. “Iedereen ontmoet straks zijn eigen Maarten en Nicolien. Het maakt niet uit wat wij doen of zeggen. Het beeld staat al vast vanaf het moment dat ze aan ‘Het Bureau’ begonnen”.’

De groep kwam langzaam dichterbij, druk pratend en lachend. “Even volhouden”, bemoedigde Maarten terwijl hij haar hand pakte, “over een paar uur zijn we weer thuis bij Poes.”

Wim Huijser / Het Genootschap – Een modern feuilleton / 295 blz / Noordboek, 2023

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter