Dat het Zuid-Hollandse warmtesysteem nu een nationaal project wordt, betekent niet dat het ministerie de regie van gemeenten overneemt. Wel kunnen infrastructurele projecten naar voren worden gehaald in de programmering. Dat is nodig om vaart te maken. De Rijksoverheid kan dit doen met een ministeriële regeling. Ook betekent het dat gemeenten en de regio betere ondersteuning gaan krijgen – expertise en beter passend beleid – om warmteplannen te realiseren.
Als warmtenetten niet van de grond komen, zullen steeds meer mensen overstappen op warmtepompen. Met een warmtepomp kies je voor elektrificatie van de warmte. Heel Zuid-Holland voorzien van warmte door middel van elektriciteit past echter niet op het elektriciteitsnet. Ook is er geen ruimte in de provincie om deze hoeveelheid elektriciteit op te wekken.
De provincie beschikt over verschillende warmtebronnen: restwarmte (warmte als restproduct van industriële processen) en aardwarmte uit de ondergrond. De Rijksoverheid kan Zuid-Holland helpen met het beter ontsluiten van deze bronnen en de koppeling aan het warmtesysteem. Het is nodig dat verschillende overheden samen gaan werken zodat de potentie van restwarmte en aardwarmte tijdig ingezet wordt voor huizen en gebouwen, glastuinbouw en industrie. Dit vraagt om een bronnenstrategie, de uitrol van warmtenetten, verbinding tussen sectoren en het organiseren van klanten, zodat bewoners op een warmtenet kunnen aansluiten. Ook andere warmte-oplossingen zoals aquathermie en warmteopslag zijn nodig om dit systeem te laten slagen. Want niet iedere gemeente heeft genoeg warmtebronnen.
Met het MIEK willen gemeenten, regio’s, provincie en Rijk grootschalige en bovengemeentelijke warmte-systemen realiseren die de vraag van warmte en het warmteaanbod met elkaar verbindt. Door dit zo efficiënt mogelijk te doen, blijft warmte voor iedereen betaalbaar.