Weinig heersers zullen zich zo vaak hebben laten afbeelden als Napoleon Bonaparte. De trotse generaal, en later consul en keizer, gaf schilders opdracht om zo ongeveer ieder heroïsch moment in zijn loopbaan op het doek te vereeuwigen. Die vaak kolossale schilderijen werden gewoonlijk getoond op de jaarlijkse Parijse Salon, om vervolgens een plek te vinden aan de wanden van het Château de Versailles, in Malmaison, het Louvre of andere paleizen en musea. Wie die voorstellingen nauwkeurig bekijkt, zal een detail ontdekken dat met grote regelmatig terugkeert: een man met een witte tulband op zijn hoofd. Soms is hij prominent afgebeeld, naast of in de buurt van Napoleon. Vaker ergens in de marge van het tafereel. Maar hij is er vrijwel altijd. Het is niet zomaar iemand, we kennen zelfs zijn naam: Roestam, beter bekend als de Mammeluk van Napoleon.
Roestam en Napoleon ontmoetten elkaar voor het eerst in de zomer van 1799 in Egypte. Bonaparte was daar een jaar eerder gearriveerd, aan het hoofd van een Frans expeditieleger. In militair opzicht kende de veldtocht een wisselend succes, maar voor de door Napoleon meegebrachte wetenschappers en kunstenaars was het een gouden kans de cultuur van de Egyptische oudheid te bestuderen. Toen in het voorjaar van 1799 echter ook de zogenoemde Syrische campagne niet het gewenste succes opleverde, besloot Napoleon voorbereidingen te treffen voor zijn terugkeer naar Frankrijk. Aan al-Bakri, een van de machtigste sjeiks in Caïro, liet hij weten als afscheidsgeschenk graag twee Mammelukken te ontvangen, door hem te gebruiken als bedienden. Aldus geschiedde. Roestam en een vriend van hem, Ibrâhîm, zouden hun verdere leven in Frankrijk doorbrengen. Roestam diende Napoleon, Ibrâhîm was een cadeautje voor Joséphine.
Wat zijn Mammelukken eigenlijk? Wat gaat er schuil achter deze vrij exotisch klinkende benaming? Het was een lange traditie, maar in de achttiende eeuw ging het in essentie om kindslaven die door handelaren vanuit het Nabije Oosten naar de Arabische wereld werden gebracht en daar verkocht, meestal aan lokale krijgsheren. De kinderen ontvingen vervolgens een gedegen militaire opleiding, waarbij het gevecht te paard centraal stond. Ze werden scherpschutters die ook in volle galop de roos wisten te treffen én hun pistool of geweer wisten te herladen. Ieder van de 24 krijgsheren die omstreeks 1800 de dienst uitmaakten in Egypte beschikte over een legertje Mammelukken, in omvang variërend van 300 tot 600 man. Bij elkaar een geduchte gevechtskracht.
De in 1782 geboren Roestam was afkomstig uit Georgië, in de Kaukasus. Als veertienjarige viel hij in handen van slavenhandelaren, waarna hij via de Zwarte Zee en Constantinopel uiteindelijk Caïro bereikte. Daar werd hij gekocht door een krijgsheer en begon zijn opleiding tot Mammeluk. Die duurde gewoonlijk vijf tot acht jaar, waarna de slaaf de status van vrijgelatene ontving. Toen Roestam dus in 1799 aan Napoleon werd geschonken, had hij zijn opleiding nog niet voltooid. Maar dat bleek geen probleem. Toen Napoleon met de elite van zijn cavalerie eind augustus vertrok richting Alexandrië, om vandaar de boot naar huis te nemen, werden ze aangevallen door een menigte bedouïenen. Roestam schrijft hierover in ‘Souvenirs’, zijn later geschreven herinneringen: ‘Ik had een uitstekend paard, ik was voor niets en niemand bang, en ik was goed bewapend: ik beschikte over twee paar pistolen, , een sabel en een donderbus, terwijl er ook nog een goedendag aan mijn zadel hing.’ Wellicht overdreef hij een beetje, maar naast persoonlijk bediende was hij vanaf dat moment ook Napoleons persoonlijke lijfwacht.
De historicus Jos Gabriëls was lange tijd als onderzoeker verbonden aan het gerenommeerde Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. In De man met de witte tulband dist hij dan ook niet alleen de smeuïge verhalen op, maar plaats hij de geschiedenis van Roestam ook in een bredere wetenschappelijke context. Bijvoorbeeld in die van de asymmetrische relatie tussen meester en dienaar. Of in de sociale structuur van Napoleons met de jaren uitdijende hof, waarin de ‘eenling’ Roestam zich vrijelijk bewoog zonder zich veel aan te trekken – of te begrijpen – van de hiërarchie. Tientallen vergelijkbare exotische bedienden aan andere hoven komen langs, van echte Mammelukken tot Pseudo-Mammelukken. Om te eindigen met een mooi historisch overzichtje van de ‘Mammelukomanie’, een niche in de wereld van de verschijningsvormen van het exotisme.
Maar voor je daar bent, heb je vijftien jaar meegeleefd met wat een steeds bijzonderder relatie tussen twee zo verschillende mannen lijkt. De opwelling waarin Napoleon twee Mammelukken ten geschenke vroeg moet zijn voortgekomen uit zijn neiging om aan mythevorming te doen: een man uit het oosten, door de consul/keizer gekleed in steeds sprookjesachtiger ogende kostuums, was immers een niet mis te verstane verwijzing naar zijn vroege militaire successen in exotische oorden. Gaandeweg sleet de nieuwigheid, waardeerde Napoleon hem vooral om zijn toewijding. Zeker tijdens de tijdrovende veldtochten, waarop de Mammeluk een van de weinige bedienden was. Hij was erbij tijdens de Russische veldtocht, en in Moskou, alles in zijn kleurige fantasiekostuum. Aan dat kostuum bracht Napoleon trouwens al snel een kleine wijziging aan: de witte tulband werd tijdens veldtochten vervangen door een zwarte, nadat Napoleon had gemerkt dat vijandelijke sluipschutters aan de witte een iets te gemakkelijk doelwit hadden.
In minstens één opzicht hadden Napoleon en Roestam een meer dan vertrouwelijke relatie: het nachtelijke damesbezoek dat de keizer met regelmaat ontving. Roestam sliep uit beveiligingsoverwegingen gewoonlijk op een veldbed in de antichambre van Bonapartes slaapkamer. Maar tijdens damesbezoek nam hij een extra maatregel: hij zette zijn bed, zodra de dame binnen was, dwars voor de deur. Zoals Joséphine moest ervaren toen ze op een avond, al haar moed bijeengeraapt en in gezelschap van een hofdame, binnensloop om haar man te betrappen. Zover kwam ze niet, ze struikelde over Roestrams bed. Napoleon vond het de volgende ochtend een enorme grap, vertelde het aan wie maar wilde luisteren.
En Roestram zelf, komt die tot leven in deze biografie? Gabriëls put naar hartenlust uit de hierboven al genoemde ‘Souvenirs’ die de Mammeluk omstreeks 1830 moet hebben geschreven. Het manuscript daarvan, met de titel (vertaald) ‘Het privéleven van de heer R(oestram) R(aza) tot aan 1814’, werd in 1888 voor het eerst gepubliceerd. Maar de hondstrouwe Roestram blijkt geen groot schrijver, veel verder dan een als los zand aan elkaar hangende reeks feitelijkheden komt hij niet. Waarbij het de vraag is hoe betrouwbaar zijn tekst is, na al die jaren. Gabriëls is echter duidelijk gegrepen door zijn onderwerp, weet het met behulp van talloze andere bronnen in een meeslepende vorm te gieten. Waarbij de vele prachtige afbeeldingen het ook een kijkboek maken.
Roestrams dienstverband eindigde in 1814, toen hij weigerde om op Napoleons verzoek in te gaan hem in diens ballingschap naar Elba te vergezellen. Hij gaf de voorkeur aan een leven bij zijn vrouw en kinderen, na vijftien jaar zuinig leven had hij een spaarpotje opgebouwd. Maar begin 1815, toen Napoleon glorieus optrok naar Parijs, verzocht hij hem per brief nederig weer in dienst te worden genomen. Maar voor Napoleon had hij afgedaan. De brief eindigde in de haard.
Jos Gabriëls / De man met de witte tulband. Roestam de Mammeluk, de oosterse bediende van Napoleon / 519 blz / Boom, 2023