Alle betrokken partijen dienen te accepteren dat ontwikkelaar DLR recreatiewoningen in natuur- en recreatiegebied kan realiseren. Alleen dan kan er gezamenlijk gewerkt worden aan plannen voor een groen en openbaar Vlietland.

Dat heeft wethouder Bianca Bremer laten weten in antwoorden op vragen van ChristenUnie, D66 en CDA. Die stelden de vragen nadat de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) DLR een natuurvergunning voor de start van werkzaamheden ten behoeve van de bouw had geweigerd.

Bremer verwijst voor haar stellingname naar ‘rechten, de (onder-)erfpachtovereenkomst die DLR en RCV hebben gesloten met de provincie’. Ze zegt open te staan voor ‘een constructief gesprek over de toekomst van Vlietland. Aan de start moet hierbij wel duidelijk zijn dat het college niet wil afwijken van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de bestaande privaatrechtelijke afspraken en het vigerende bestemmingsplan’.

Over de weigering van de natuurvergunning schrijft Bremer: ‘De afwijzing van de natuurvergunning is een zaak tussen de ODH en de ontwikkelaar. De gemeente speelt hier geen rol in. Het is nu aan de ontwikkelaar om vervolgstappen te ondernemen naar aanleiding van het afgewezen bezwaar’.

Op de vraag waarom B&W nu niet met DLR gaat praten over een alternatieve bouwlocatie (plan-ChristenUnie; bouw in Stompwijk, red.) antwoordt de wethouder: ‘Zowel Recreatiecentrum Vlietland BV (RCV) als de projectontwikkelaar hebben in een eerdere reactie al te kennen gegeven geen alternatieve locaties te zien in de gemeente (of provincie). Het college heeft ook geen geluiden ontvangen die erop duiden dat het standpunt van de ontwikkelaar op dit gebied is gewijzigd. Het college ziet dan ook geen meerwaarde om nu in gesprek te gaan over een mogelijke alternatieve locatie’.