Nieuws
Vlietland: provincie haalt uit naar ontwikkelaar

Gedeputeerde Staten (GS) van Zuid-Holland hebben keihard uitgehaald naar ontwikkelaar DLR die 222 recreatiewoningen in Vlietland wil bouwen. GS noemen aantijgingen en verwijten van DLR aan het adres van dit college en een ambtenaar van de provincie ‘volstrekt ongefundeerd en buiten iedere proportie’. De gewraakte passages stonden in een brief die DLR op 3 april aan GS zonden naar aanleiding van ‘Uitspraak op bezwaar ontwikkelaar DLR inzake weigering omgevingsvergunning Vlietland’. Vlietnieuws heeft daar destijds over bericht: https://vlietnieuws.nl/2025/04/08/vlietland-ontwikkelaar-haalt-uit/

GS hebben nu per brief gereageerd:

‘Geachte heer,

Wij hebben kennisgenomen van uw brief van 3 april jl. aan Provinciale Staten waarin u onder meer ingaat op de beslissing van de Omgevingsdienst Zuid Holland (ODH) op het door Dutch Lake Residence (DLR) ingediende bezwaar inzake de weigering van een omgevingsvergunning flora- faunaactiviteit. Wij constateren dat de bezwaarfase is doorlopen waarbij het aan DLR is om al dan niet tegen de beslissing op bezwaar beroep in te stellen respectievelijk een nieuwe aanvraag in te dienen. De Provincie Zuid-Holland heeft daarin vanuit zowel in haar publiekrechtelijke- als privaatrechtelijke hoedanigheid geen rol.

Er is wel een rol voor de provincie in haar privaatrechtelijke hoedanigheid van bloot eigenaar/erfverpachter van de percelen die – via Recreatiecentrum Vlietland B.V. (RCV) –aan DLR in ondererfpacht zijn uitgegeven. In dat kader hebben wij RCV en DLR meerdere malen mondeling en schriftelijk aangesproken op nakoming van de verplichtingen die uit de erfpachtakte en overeenkomst voortvloeien waar het gaat om de aanleg van de recreatieve openbare voorzieningen. Wij hebben in dat verband ook gewezen op de contractuele verplichting van RCV en DLR om haar adequaat en structureel te informeren over de voortgang van alle te realiseren recreatieve voorzieningen. Dit vanwege het feit dat al hetgeen in, op of aan de erfpachtpercelen wordt gerealiseerd steeds dient aan te sluiten op het openbare karakter van Vlietland.

Omdat wij geen enkel zicht hadden, en hebben, op welke werkzaamheden, waar, in welke mate en wanneer zullen plaatsvinden, hebben wij laatstelijk bij e-mail van 14 maart jl. wederom om duidelijkheid verzocht. Dat verzoek werd tevens ingegeven door het feit dat DLR enerzijds naar buiten bracht dat de werkzaamheden gewoon zouden doorgaan, terwijl in de overwegingen van de afwijzing van uw bezwaarschrift door ODH tal van extra beperkingen besloten lijken te liggen die juist aan de voortzetting van uw werkzaamheden, welke dat dan ook mogen zijn, in de weg staan. DLR is hierop aangesproken en dient de provincie in haar privaatrechtelijke hoedanigheid hierover meer inzicht te geven. Wij gaan er vanuit onze privaatrechtelijke rol niet mee akkoord dat DLR werkzaamheden zal starten alvorens DLR ons voldoende gelegenheid heeft gegeven om voorgenomen werkzaamheden te kunnen toetsen. Uiteraard mogen erfpachter en ondererfpachter ervanuit gaan dat de provincie haar deel van de wederzijdse verplichtingen nakomt.

Tegen deze achtergronden achten wij uw aantijgingen en verwijten aan het adres van dit college en een ambtenaar van de provincie volstrekt ongefundeerd en buiten iedere proportie. Bovendien passen deze in het geheel niet bij de professionaliteit die de provincie van een partij als DLR verwacht en mag blijven verwachten. Partijen mogen van mening verschillen over de uitvoering van de verplichtingen van DLR onder de ondererfpacht, en daarmee hoofderfpacht, maar het geeft geen pas om dat verschil van inzicht te relateren aan het persoonlijk handelen van een ambtenaar van de provincie. Dat handelen is naar ons oordeel volledig in overeenstemming met het contractuele kader waaraan beide partijen zich hebben te houden.

De stelling die u in dit kader betrekt, als zou de betreffende ambtenaar dan wel de provincie ten aanzien van Vlietland vertraging vanuit het privaatrechtelijk spoor willen bewerkstelligen, moeten wij dan ook met klem weerspreken.

Wij gaan er in het vervolg vanuit dat u voortaan alle communicatie met de provincie op zakelijk en niet op persoonlijk niveau voert en zich verder onthoudt van aantijgingen die behalve speculatie nergens op gebaseerd zijn. Dat is onmiskenbaar in het belang van de langdurige contractuele relatie die de provincie, RCV en DLR met elkaar hebben. Uw brief van 3 april jl. trekt daar volstrekt onnodig een zware wissel op.

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter

Social Media Auto Publish Powered By : XYZScripts.com